De Honingbij

Deel 4: De Warrékast

Tot dusver is het al een heel bijzonder project waarbij we veel over onszelf en ons lokale ecosysteem hebben geleerd. Het voelt goed om bewuste keuzes te maken en te leren van wat al bestaat of bestond. Vooruitgang heeft naar onze mening niet altijd te maken met (digitale) techniek. Soms kun je ook vooruitgaan door een stapje terug te doen, maar met de kennis van nu. Dan ga je niet terug in de tijd, want dat kan immers niet. Het is voor ons de juiste insteek waarmee we ons leven inrichten en dat hebben we heus niet zelf bedacht.

Het patroon, waarbij de informatie uit het verleden met liefdevolle intentie samen wordt gevoegd met de informatie van nu om uiteindelijk iets nieuws te creëren, is al miljoenen jaren in werking en dat heet de natuur. We kunnen het heel simpel verklaren door de reeks getallen die we tegenwoordig kennen als de Fibonacci reeks

De getallen zijn de blauwdruk voor lijnen.

De set van lijnen noemen we ook wel de Gouden Spiraal. Deze spiraal met getallen als basis, is op haar beurt weer de blauwdruk voor……

Organische vormen

De curves die we hier in de bloeiende kamille kunnen zien hebben dezelfde curve als de Gouden Spiraal. Fibonacci-reeksen komen ook terug in de verdeling van takken aan bomen, de ordening van bladeren aan takken, de zonnebloem, de artisjok, de schubben van een dennenappel en voor dit specifieke onderwerp, de wijze van raatbouw door de honingbij. 

Het daadwerkelijk samenwerken met de honingbij is slechts het eindpunt. Alle onderzoeken, het filosoferen, bepalen wat je wel en niet wilt, geeft ons zoveel meer voldoening. Het is zo simpel om een pak met geld neer te leggen, bijen te kopen, kasten te kopen, misschien zelfs wel grond te kopen om dit alles op te parkeren. Dat creëert maar een heel kort moment van bevrediging. Je hebt er dan ook niet veel van kunnen leren.

Wij hebben zoveel moois geleerd van de voorbereiding. De kers op de taart is het introduceren van een volkje honingbijen.

Aanschaf en voorbereiden van de Warrékast

Wij proberen altijd eerst te onderzoeken of het mogelijk is om tweedehands spullen te krijgen. Er is altijd wel iemand die van bomen, struiken of in dit geval een Warrékast af wil. Helaas hadden wij in dit geval geen geluk, kennelijk zijn er nog niet veel mensen in ons land die op deze manier met de honingbij aan het samenwerken zijn. De volgende optie was om de kast zelf te bouwen. Dit is precies in lijn met wat de Abt voor ogen had. Hij heeft het niet voor niets “The peoples hive” genoemd. Deze kast hoort door eenieder, met middelen die de meeste mensen thuis hebben, vervaardigd te kunnen worden. Het hout was voor ons niet het probleem om aan te komen, oude pallets genoeg, maar wij hebben niet de zaag mogelijkheden om de kast volgens de tekeningen van de Abt te kunnen vervaardigen. Dat betekent niet dat we niet pogen dit in de toekomst wel te doen. Om eerst uit te proberen of onze locatie wel geschikt is voor de honingbij, hebben we toch besloten om een kast te kopen. In ons geval werd het dus een nieuwe Warrékast, gekocht bij het honingmagazijn in Epe.

Hier verkopen zij een complete Warrékast bestaande uit:

1x Massief houten dak

  • Compleet met anti muizen indring planken aan de binnenzijde

1x Kussenbak

  • Zonder jute en strooisel

3x Honing- broedkamers

  • Met latten aan de zijkant voor extra grip. 
  • Ook verkrijgbaar met kijkglazen aan de achterzijde

24x Toplatten

  • 8 per kamer 

1x Bodem

  • Met of zonder Varroagaas
  • Inclusief schuifplank om de bodem compleet af te kunnen sluiten met extreme vorst
  • 1 vliegopening latje met twee verschillende uitsparingen

Onze eerste bevindingen van de kast en hoe deze in elkaar is gezet:

  • Alle houtverbindingen zijn keurig en verlijmd
  • De lijmresten zijn goed weggehaald op enkele plekjes na
  • De schroefgaten zijn allemaal verzonken voordat ze geschroefd zijn
  • Het geheel maakt een degelijke en stevige indruk 

Alle houten onderdelen van de Warrékast worden geleverd zonder afwerklaag van bijvoorbeeld verf, lak, beits of olie. Dit was voor ons het eerste punt om aan te pakken. Achteraf het hout behandelen is niet optimaal, want dan kan het voorkomen dat je niet meer bij bepaalde plekken kunt. Onze keus is gevallen op gekookte lijnolie, dit voedt het hout en laat de houtstructuur zichtbaar waardoor de kast/holte een natuurlijke uitstraling heeft en niet opvalt in het bos. Ook is het voor de gebruiker en de omgeving een prettige en natuurlijke manier van hout behandelen. Wij hebben eerst alle binnen- en buitenkanten éénmaal in de olie gezet. Vervolgens hebben we de buitenkant nog een keer geolied om extra bescherming te bieden. 

Deze bak heeft al een groot deel van het seizoen van 2019 buiten gestaan. Er zijn geen beschadigingen aan het hout, er heeft alleen wat verkleuring opgetreden onder invloed van het weer. Wij vinden dat geen probleem en eigenlijk wel mooi, want hierdoor valt de kast uiteindelijk nog minder op. Je kunt ook goed het verschil zien tussen de blanke toplatten en de geoliede buitenkant. 

Als de gehele kast in de olie staat kunnen we verdergaan met het nalopen van de kast. We zullen helemaal onderaan de kast beginnen.

In 2019 was er nog geen bodem verkrijgbaar zoals de Abt Emile Warré in zijn boek beschreef. In de tijd van de Abt was er geen varroa probleem en dus geen noodzaak om een varroa bodem te bedenken. Wij wilden niet persé een varroa bodem maar dit was de enige bodem verkrijgbaar. Bij deze bodem hoor je zelf een vliegplank te maken want deze is niet inbegrepen. Dit hebben wij als volgt gedaan. 

Je neemt een (hard)houten latje van bijvoorbeeld (B) 12mm x (H) 22mm x (L) 320mm. De hoogte en de breedte zijn niet bindend, maar de lengte is fijn omdat je zo de gehele breedte van de opening aan de voorkant van de bodem overspant. Tevens wordt hierdoor het uiteindelijke vastschroeven vergemakkelijkt. Je neemt vervolgens een hardhouten plank of watervast multiplex van (D) 12mm x (B) 70mm met een lengte van 320mm. 

Je schroeft de hardhouten plank vast op het latje met twee of drie schroeven van 25mm. Om inregenen tegen te gaan is het verstandig om deze vanaf de onderkant te schroeven. Als de vliegplank vastzit op het latje kan het geheel worden vastgeschroefd aan de bodem middels twee schroeven. Uiteraard is het verstandig om de vliegplank ook in de lijnolie te zetten. De vliegplank heeft het meeste te lijden van de weersinvloeden omdat de vliegplank een centimeter of 7 uitsteekt. Het eindresultaat kunnen we hieronder op de twee linker foto’s zien.

Gelukkig hebben ze tegenwoordig (2020) bij het Honingmagazijn wel een bodem zonder varroa-rooster (foto rechts). Deze configuratie lijkt het meest op wat de Abt voor ogen had. 

De laatste aanpassing is het verhogen van de pootjes onder de bodem. Standaard komt de bodem met 7 mm latjes om te zorgen dat er een luchtstroom mogelijk is zodat de onderkant van de bodem niet gaat rotten. Wij vonden deze latjes te dun dus hebben wij vier rubberen dopjes bovenop deze latjes geschroefd. Dit zijn dezelfde soort dopjes die je onder stoelpoten schroeft tegen vloerbeschadiging. Nu hebben we 18 mm speling waardoor de bodem hopelijk langer meegaat.

Het volgende punt waar we iets extra’s voor gemaakt hebben zijn de honing of broedkamers. Om de losse toplatten op de juiste afstand te monteren in de sponning van de honingkamer heeft de Abt Emile Warré een mal gemaakt. De uitstekende delen hebben een breedte van 12 mm en de ruimtes tussen deze uitstekende delen zijn 24 mm breed. De lengte van deze uitstekende delen wordt niet echt weergegeven in de tekening van de Abt, dus lijkt het logisch om de maat van de uitstekende delen zo lang te maken dat ze daadwerkelijk goed passen tussen de toplatten. De toplatten hebben een dikte van 9 mm, vandaar dat wij de lengte van de uitstekende delen op 10 mm hebben gezet. Wij hebben de mal gemaakt van een stuk multiplex van 9 mm dik. Dit is eenvoudig te zagen en houdt goed vorm.

Om te zorgen dat de bijen in de winter warm blijven en het vocht van indampen van de nectar niet condenseert aan de binnenkant van hun holte heeft de Abt Emile Warré het volgende bedacht: 

“De kussenbak – de kussenbak heeft een hoogte van 10 cm en niet, zoals bij gewone kussens, van 5 cm. De onderkant wordt dichtgemaakt met een doek. Maar de bovenkant is open. Je vult hem met houtsnippers, kort stro, turf of ieder ander licht materiaal dat weinig warmte doorlaat en veel vocht opneemt. Je maakt de bovenkant niet dicht, omdat je dan gemakkelijk de inhoud kunt vervangen, in ieder geval om te zorgen dat de inhoud droog blijft, voldoende vocht blijft opnemen uit de kast en de buitentemperatuur niet doorgeeft aan de kast. Als je hem hebt gevuld met houtsnippers of kort stro, dan kun je dit jaarlijks vernieuwen. Als je de vulling die je eruit haalt op de grond rond de kast uitspreidt, bestrijd je daarmee meteen het onkruid”.

Bijen houden voor iedereen, vertaling van het werk van Abt Emile Warré, blz. 109

Bij de aanschaf van een Warrékast komt enkel het frame van de kussenbak. Om te voldoen aan de instructies van de Abt horen we een doek onderaan het frame te bevestigen zodat we de kussenbak op een later stadium af kunnen vullen met snippers of stro. 

Wij hebben voor een jute doek gekozen. Dit is een natuurlijk, stevig en duurzaam materiaal. We hebben het frame van de kussenbak op een stuk jute gelegd en afgetekend met een zwarte merkstift. Nadat deze is uitgeknipt hebben wij de randen afgezoomd met de naaimachine. Eenmaal klaar rest enkel nog het doek te bevestigen aan de onderzijde van het frame met kleine krammetjes.    

Om te voorkomen dat de bijen de kussenbak, of beter gezegd het vezeldoek vastlijmen met propolis aan de honing danwel broedkamer maken we nog een doek. Ook hiervoor heeft de Abt instructies die we kunnen vinden in zijn boek. 

“Ik heb al gezegd dat de toplatten van de bovenste bak worden bedekt met een stuk stof om de bijen te beletten de doek vast te kitten aan de toplatten. Die doek kan geknipt worden uit een oude (jute) zak. Hij moet de afmetingen hebben van minstens 36×36 cm. Om de bijen het uitrafelen te beletten wordt het doek gedrenkt in stijfsel. Om de doek de juiste vorm en maat te geven leg je hem vochtig op de bak. Als de doek droog is knip je hem rondom af langs de buitenranden van de bak. Als je de doek pas knipt na het drogen van het stijfsel heeft hij altijd de juiste afmetingen. Als je de doek van tevoren knipt, krijg je hem niet op de goede maat. Om het stijfsel te maken los je in een liter water 4 of 5 soeplepels witte bloem of beter nog roggebloem op. Laat dit koken onder voortdurend roeren, totdat je een samenhangende vloeistof zonder klonten krijgt. Het wordt nog beter als je er een beetje echt stijfsel aan de bloem toevoegt. “

-Bijen houden voor iedereen, vertaling van het werk van Abt Emile Warré, blz. 88-89

Wij hebben de stappen iets veranderd. We hebben hetzelfde proces doorlopen als bij de onderzijde van de kussenbak. Omdat ons doek heel stug en dicht is, hebben we ook geen stijfsel nodig gehad om het rafelen te voorkomen.  

Een kleine opsomming van alle werkzaamheden die we ondertussen hebben besproken:

  1. Het beschermen van de houten delen met een natuurproduct, in ons geval gekookte lijnolie. Alle delen in ieder geval één keer. De buitenkanten twee keer. 
  2. Het maken van een vliegplank voor diegene die een bodem hebben met een varroarooster.
  3. Het verhogen van de bodem met behulp van rubberen dopjes. 
  4. Het maken van een mal om de toplatten op de juiste plek in de honing- broedkamers te monteren. 
  5. Het op maat maken, afzomen en monteren van het stuk jute voor de onderzijde van de kussenbak. 
  6. Het op maat maken en afzomen van een stuk jute die tussen de kussenbak en de honingkamer komt. 

Voordat we de kast plaatsen horen we nog een aantal stappen te ondernemen:

  • Het verkrijgen van gehakt stro danwel houtsnippers om de kussenbak mee te vullen
  • Het verkrijgen van bijenwas  

De bijenwas is nodig om te zorgen dat de bijen een startplek hebben om hun raat of honingkoek aan te bouwen. De Abt geeft in zijn boek een vijftal procedures om het bevestigen van de bijenwas aan de toplatten uit te voeren. In alle toplatten zit een uitsparing waar bijenwas in geplaatst kan worden. Je kunt bijvoorbeeld de bijenwas au bain marie opwarmen en in de uitsparingen gieten. Wij hebben reepjes bijenwas gebruikt van ongeveer een centimeter hoog en die in de spleetjes gelegd. Vervolgens hebben we met een brander de bijenwas laten smelten zodat deze vastplakt in de groef van de toplat. Om te beginnen zet je altijd twee bakken neer voor de bijen dus dat betekent dat er zestien latjes voorbereid konden worden.   

Als alle latjes zijn voorzien van een strookje bijenwas dan kunnen deze met behulp van de mal in de honingkamers bevestigd worden. Wij hebben eerst op de plekken waar de spijkertjes komen met een boortje van 1mm de gaten even voorgeboord. Dit voorkomt het splijten van het hout. Spijkertjes van ongeveer 15mm in lengte zijn voldoende want de spijkertjes dienen enkel om de latjes op hun plaats te houden.  

Als beide bakken klaar zijn kunnen we plek waar de bijen uiteindelijk komen te staan gaan inrichten. 

Het voorbereiden van de locatie voor de honingbijen 

De plek waar de bijen komen te staan, hoort naar onze mening te lijken op de plek waar zij normaliter zelf voor zouden kiezen. Dat zijn holtes in bomen en dat is dus de plek die we willen gaan nabootsen. De kruin van de boom, zal normaliter in de warme maanden zorgen voor schaduw. We willen dus een plek kiezen die dezelfde mogelijkheden biedt en daarom is onze keus gevallen op een bosrand waar er voldoende bomen staan om te zorgen voor schaduw. Wil je precies weten welke plekken geschikt zijn voor wat betreft de schaduw, dan is het raadzaam om in hartje zomer te kijken op de plek(ken) die je bedacht had. Het kan namelijk zijn dat een plek er in het voorjaar nog schaduwrijk uitziet, in het midden van de zomer, met de verandering van de baan van de aarde om de zon, er toch veel zonlicht komt op de plek die je had gekozen.

Als de juiste plek is gevonden is het verstandig om na te denken hoe je de kast/holte neer gaat zetten. Er zijn verschillende theorieën over de hoek ten opzichte van het geografische noorden. Ook hoe hoog de kast/holte hoort te staan is niet unaniem binnen de imkers. We weten dat de bijen in een natuurlijke setting de holtes in bomen uitzoeken. Vaak zijn het oude spechtennesten. Spechten maken over het algemeen hun nesten niet laag bij de grond in verband met roofdieren. De hoogtes die wij hebben geconstateerd, varieerden tussen de 1,80 en 6 meter. De spechten kunnen wel kiezen aan welke kant van de boom zij hun nesten maken. Bij ons in het bos hebben we de spechtennesten op verschillende locaties gezien, pal west en zuidoost. Het noorden en het zuiden lijkt niet de voorkeur te hebben. 

Natuurlijk ontstane holtes, bijvoorbeeld plekken waar takken hebben gezeten (knoesten), zijn plekken waar middels regen, beestjes en verrotting holtes kunnen ontstaan. Ook deze zullen niet altijd dicht bij de grond zitten of heel hoog in de boom. In Nederland is de dominante windkant het noordwesten. Vanuit die hoek zal dan ook de meeste neerslag komen. Ook heeft die kant van de boom relatief weinig zon. Dit kunnen we controleren door naar een groepje bomen te kijken en te bekijken aan welke kant het mos groeit. Bij ons in de buurt is dat de noordwest kant. Volgens de Abt hoort de vliegopening van de kast naar het oosten te staan want daarmee zullen de bijen sneller wakker worden en dus eerder uitvliegen. 

De moraal van plaatsbepaling is; kijk wat er van nature plaatsvindt en pas daar jouw gedachten en daarmee jouw handelen op aan. De natuur doet al miljoenen jaren waar zij goed in is en wij kunnen daar enkel van leren en onszelf ondergeschikt aan maken. Er is volgens ons niet één manier het beste. Als er al één manier is, is dat de manier die de bijen zelf zouden kiezen. Met wat logisch nadenken en afkijken in de natuur hebben wij gezien dat de holtes vaker boven de 1,8 meter zitten dan eronder. Ook zijn de openingen meer richting het oosten en het westen gericht en eigenlijk niet pal zuid of pal noord. 

Wij hebben aan de hand van deze informatie gekozen voor een hoogte van 70 centimeter. 1 meter 80 is niet bepaald handig om mee te werken. Voor sommigen is 70 centimeter misschien al hoog, maar wij werken niet alleen samen met de honingbij, maar ook met de dassen. We vinden de dassen fantastisch en doen ons best om te zorgen dat hun habitat steeds meer voeding bevat, maar we willen het de dassen niet te gemakkelijk maken door in de winter een maaltje te vergaren in de vorm van honing. Het is ook niet eerlijk omdat de bijen immers de plek niet geheel zelfstandig uitkiezen.

De kant van de vliegopening is bij ons, vanwege de ruimte die we voor de bijen gereserveerd hebben, gericht op het zuidoosten.

De verhoging is gemaakt van resthout en daar bovenop hebben we twee latten geschroefd waarop de kast kan staan en zover uitsteekt dat de spanband (blauw) ervoor zorgt dat het dak recht naar beneden getrokken wordt. De spanband zit er omdat onze varkens hier ook af en toe lopen en zij houden van schuren en jeuken tegen bomen, dus misschien ook tegen het frame waar de bijen op staan. Op de foto kun je zien dat we de noordwest kant afgeschermd hebben met een takkenwal. Dit helpt om te zorgen dat de harde wind geen grip krijgt op de kast en we gebruiken de wal om wilde rozen en andere soorten inheemse planten tegenaan te laten groeien.

We zien op de foto ook hoe de Warré kast er in volle glorie uitziet met onderaan de bodem met het latje voor het vlieggat en daarbovenop drie honingkamers. Op de bovenste honingkamer ligt het scheidingsdoek en de kussenbak gevuld met fijne houtsnippers. Als laatste komt het dak, dat precies over de kussenbak heen schuift en deze omvat. De kussenbak ligt daarmee als het ware in het dak. Nu we alles klaar hebben gemaakt is het tijd om de bijen te gaan introduceren. 

Introductie van de honingbijen in de Warré kast

Wij hadden het geluk dat er een imker in de buurt woont die een klein volkje over had. Deze had hij met koningin en al in een klein kastje gedaan wat men een zesramer noemt. We kunnen de ramen niet overzetten omdat de maten niet overeenkomen en omdat we geen ramen gebruiken in een Warrékast. Hoe krijgen we de bijen dan van de ene kast in de andere?  

Ter voorbereiding haal je eerst het dak van de kast, daarna de kussenbak, scheidingsdoek en honingkamer(s) totdat je uiteindelijk twee of maximaal drie honingkamers met toplatten en een bodem overhoudt.

Vervolgens zet je een lege honingkamer, dat wil zeggen zonder de latjes erin gemonteerd, op dit geheel. Nu heb je als het ware een soort trechter. In de foto uit het boek van Abt Emile Warré kun je zien hoe je de bijen door de trechter de bakken ingiet. Zo vallen de bijen bovenop de bak die wel latjes heeft. In ons geval ging het net even anders.

De imker die de bijen kwam brengen zocht eerst de koningin op. Eenmaal gevonden pakte hij dat raam, hield het boven de trechter-bak en schudde net zo hard totdat de meeste bijen inclusief de koningin in de trechter-bak waren gevallen zo op de toplatten van de honingkamer eronder. De bijen kruipen van nature vanzelf naar een donkere schuilplek toe.

Wat rest is de overige ramen leeg te schudden om vervolgens met wat rook de bijen langzaam uit de trechter-bak naar beneden te begeleiden. Als het overgrote deel van de bijen in de honingkamers zijn afgedaald kun je voorzichtig de trechter-bak afnemen, het scheidingsdoek bovenop de honingkamer leggen, de kussenbak plaatsen en als laatste het dak erop zetten. De zesromer met restant bijen zet je naast de kast. Nu is het afwachten, waarbij je hoopt te zien dat de bijen de kast accepteren. In ons geval was dat al redelijk snel zichtbaar want de bijen kropen met steeds grotere getale de kast binnen. 

We zijn aan het einde gekomen van het verhaal over ons onderzoek, filosofie en uiteindelijk de praktische kant van het samenwerken met de honingbij. We hebben veel geleerd over de natuur, de flora en de fauna en ook over onszelf. Met de bijen gaat het goed. Zij hebben al hun honing gehouden voor de winter van 2019-2020. De bovenste bak zat volledig vol en dat was meer dan genoeg om ze de winter door te helpen. De beloning hiervoor was het uitvliegen van de bijen op de eerste warme dag van dit jaar (2020).

Heel fijn om bewust bezig te zijn en om zelf onderzoek te doen en daardoor een eigen manier van in het leven staan te ontwikkelen. Het is heerlijk om steeds meer grip te krijgen op het leven, dat veel mooier is dan wij nu met zijn allen denken te weten. Het is nu, meer dan ook de tijd om dat weer te leren. We hopen dat onze verhalen daar een klein beetje aan bijdragen en mochten er vragen zijn dan horen we het graag.