De Honingbij

Deel 2: Filosofie

In “De honingbij deel 1” heb je kunnen lezen en samen met ons kunnen leren, over de manier waarop wij als mensheid samenwerken met de honingbij. Daarbij hebben we ons in eerste instantie verdiept in de geschiedenis van de samenwerking met de honingbij. Vervolgens hebben we een idee gekregen hoe dit heden ten dage wordt toegepast. Vanuit dit verkregen perspectief kunnen we bepalen of er misschien lering getrokken kan worden uit dit gehele proces.

Na het verzamelen van de voor jou belangrijke kennis rest je, net als ons, te bedenken of te filosoferen wat de volgende stappen zullen zijn. Wat voelen we diep van binnen wat goed of misschien minder goed is om te doen? Wat zouden wij graag willen, wetende wat we nu weten? Er bestaan een aantal manieren om dit proces in werking te zetten die je zelf vast al bewust of onbewust gebruikt.

Een manier om al redenerend tot de juiste aanpak te komen heet Apophatische en/of Cataphatische theologie. Deze twee methoden werden veelal in de oudheid gebruikt om te omschrijven wat de niet-tastbare aspecten van ons bestaan zijn of waar ze aan te herkennen zijn. Vandaag de dag is het veelal een handige manier om zelf te bepalen wat we graag zouden willen in dit leven. Een manier om op deze antwoorden te komen is het gebruik van Cataphatische en/of Apophatische filosofie. 

“Negative theology is as old as philosophy itself. Elements of it can be found in Plato’s unwritten doctrines, while it is also present in Neo-Platonic, Gnostic and early Christian writers”.

Fagenblat

Liefde is in dit geval niet persé enkel de liefde die wij kennen in de vorm van liefde tussen twee personen. We kunnen het ook zien als genegenheid, compassie, eerlijkheid en misschien zelfs wel de allerdiepste vorm en dat is liefde voor alles en iedereen zonder onderscheid te maken in mens, dier, plant of steen. Ik kan best begrijpen dat dit nogal lastig te begrijpen is heden ten dage, maar dat wil niet zeggen dat we het niet kunnen proberen te snappen en toe te passen.

Neem als voorbeeld de oude gebouwen. Tegenwoordig zien we deze vaak als plekken van aanbidding, maar er gaat een heel mooi en bijzonder denkproces achter schuil.

  • Waarom zijn deze gebouwen vaak gebouwd op die plekken waar energielijnen of ley-lijnen samenkomen? 
  • Waarom zijn veel van dit soort oude gebouwen geometrisch perfect? 
  • Waarom zit er zoveel detail verwerkt op de voor ons tegenwoordig onzinnige plekken? 
  • Waarom zitten er duizenden uren aan arbeid in houtsnijwerk en andere verfraaiing? 
  • Waarom zit het schilderwerk, wat soms duizenden jaren oud is, nog steeds op de muren en horen wij elke vijf jaar opnieuw te schilderen?
  • Waarom klopt de maatvoering van de gebouwen precies met de harmonische relaties van de muzikale toonladder? 
  • Waarom zijn er muziekinstrumenten (orgels) gebouwd die precies zijn afgestemd op het type gebouw? 
  • Waarom kunnen wij dit soort instrumenten niet meer maken?

Ik denk dat je begint te begrijpen wat ik hiermee bedoel. Er zijn redenen te bedenken die wij vandaag de dag gewoonweg niet meer snappen die te maken hebben met liefde en kennis. Onze voorouders hebben beide aspecten prachtig weten weer te geven in de beeldhouwwerken, schilderijen en gebouwen. Wat we daarbij kunnen opmerken is dat wat je creëert vaak weerspiegeld hoe jij je van binnen voelt. Daarmee kunnen we dus veronderstellen dat onze voorouders een periode hebben gekend waarin zij intern zo in balans waren dat hetgeen zij wisten te creëren datzelfde weerspiegelde. 

Wat dit met het samenwerken met de honingbij te maken heeft, is het volgende. Op het moment dat wij als mensheid in het algemeen niet weten wat we aan het doen zijn (gebrek aan kennis) en niet weten waarom we dit doen (gebrek aan liefde) dan heeft het niet veel zin om het te doen, lijkt me? Status, geld of andere niet op echte liefde gebaseerde redenen om iets te ondernemen zijn misschien wel niet de juiste redenen om überhaupt iets te willen ondernemen. 

Uiteindelijk kunnen we middels het Apo- danwel Cataphatische filosofeerproces voor onszelf bepalen wat onze insteek gaat worden. Dat zal voor eenieder anders zijn en daarom vinden wij het fijn om de stappen die wij zetten weloverwogen te doen. Hoe groter ons bewustzijn, des te minder schade zullen we onszelf, elkaar en onze gezamenlijke omgeving (onbewust) aandoen.

Voorbeeld van het Apophatische denkproces:

  • We willen geen (extra) schade toebrengen aan het lokale ecosysteem. 
  • We willen het microklimaat van het bijenvolk niet verstoren.
  • We willen niet in de bijenkast hoeven te kijken of het wel goed met ze gaat. 
  • We willen niet inbreken op het normale proces van zwermen.
  • We willen niet op een genetisch vlak gaan sturen door nieuwe koninginnen te kopen.
  • We willen geen honing vervangen voor een ingedikte suikerwater substantie.

Voorbeeld van het Cataphatische denkproces:

  • We willen graag het (lokale) ecosysteem steunen en/of helpen te verbeteren.
  • We willen de bijen graag zo min mogelijk verstoren. 
  • We willen de natuurlijke processen van een honingbijen volk voorop stellen. 
  • We willen dat de bijen zelf kunnen bepalen of zij gaan zwermen.
  • We willen dat de bijen zelf voor hun opvolging kunnen zorgen.
  • We willen enkel de honing die over is. 

Via deze twee denk en beredeneer processen komen we tot nagenoeg dezelfde resultaten, maar met een hele andere lading. Soms is het heel krachtig om aan te geven wat je liever niet ziet of hebt. Andere keren is het juist fijn om te zeggen wat je wel graag wilt. Via beide methodes maak je het heel duidelijk wat er gewenst is of waar je naartoe wil werken. Uiteraard is dit proces niet eenmalig danwel een statisch concept. Met nieuwe kennis, danwel een andere visie kan dit proces gewoon weer opnieuw worden opgestart. 

Bron: https://www.domacimed.cz/warre

Met de vergaarde kennis en de nodige filosofie zijn wij op zoek gegaan naar een manier om met de honingbij samen te werken die aansluit bij de resultaten uit ons vooronderzoek. Zoals we vaker ervaren komen we dan uit op iets dat precies aansluit bij de wensen van dat moment. En dat bleek de manier te zijn zoals de Abt Emile Warré (1867-1951) dat voor zich zag. Zijn visie of misschien wel zijn liefde voor de natuur en daarmee voor de honingbij, kunnen we lezen in het boek “Bijenhouden voor iedereen”. In 1948 geschreven door Emile Warré en in 2018 vertaald door Helma van Leeuwen. 

“Ik beklaag diegene die alleen bijen houden om zichzelf te verrijken. Zij missen een hoop vreugdevolle momenten. Niettemin is geld nodig om van te leven. Geld is nuttig voor diegenen die geluk om zich heen willen verspreiden. Je zou je kunnen voorstellen dat mensen denken dat dit met bijen houden te verwezenlijken zou kunnen zijn. 

Geluk komt voort uit de ziel van (ge)goede mensen. Welnu, dat geluk is niet aan iedereen gegeven, maar je kunt een aanzienlijke hoeveelheid geluk vinden in de natuur. De bloem staat voor schoonheid die zich onophoudelijk vernieuwt. De hond staat voor grenzeloze trouw, ook in tegenslag, en feilloze herkenning. De bij staat voor vriendschap en een charmante leermeesteres. Zij geeft je het voorbeeld van een wijze en redelijke leefwijze die troost biedt voor de onredelijkheden van het leven.

De bij is tevreden met de voeding die de natuur haar biedt in de directe omgeving van haar kast, zonder er iets aan toe te voegen of er iets aan af te doen. Geen kant-en-klaar maaltijden, geen buitenlandse nieuwigheden. De bij consumeert, ondanks de rijkdom aan voedsel die haar omringt, alleen wat ze strikt nodig heeft. Geen vraagzuchtigheid. De bij bedient zich van haar verschrikkelijke angel ter verdediging van haar familie en haar voorraden, tot de dood er op volgt. Maar op andere momenten staat zij, zelfs wanneer zij bezig is voedsel te halen, vreedzaam en zonder tegensputteren, zonder strijd, haar plaats af aan mensen en dieren. Zij is vredelievend, maar ze is niet zwak. Elke bij heeft zijn taak al naar gelang leeftijd en geschiktheid. Zij vervult die zonder jaloezie, zonder opstandigheid en zonder tegenzin. Voor de bij bestaat geen werk dat beneden haar stand is. De koningin legt onvermoeibaar om te zorgen voor de instandhouding van de soort. De werksters verdelen hun liefdevolle aandacht tussen tere larven die de toekomst vormen, en de geurige velden waar ze van zonsopgang tot zonsondergang honing oogsten. Er is in de zoemende massa geen plaats voor de nutteloze. Er is geen parlement, want dit discrete volkje heeft geen behoefte aan nieuwe wetten noch nutteloze discussies. 

Wij noemen die bij die eieren legt de koningin. Dat klopt niet. Er is geen koning, geen koningin en geen dictator in een bijenvolk. Niemand geeft commando’s, maar iedereen werkt in het gemeenschappelijke belang. Er bestaat geen egoïsme. De bij houdt zich aan de wet, zowel om hygiënische redenen als om te overleven. De wet die vaak door mensen wordt vergeten: ”In het zweet van uw aangezicht zult ge uw brood verdienen”. En ik constateer dat het zweet van de bij, behalve om haar lichaam te reinigen, nog een ander nut heeft. Haar zweet veranderd in plaatjes was die de bij gebruikt als materiaal om haar bewonderenswaardige cellen te kunnen bouwen: vernuftige opbergplaats voor haar voorraden en een zachte wieg voor haar nakomelingen. Zo blijkt maar weer dat het in acht nemen van de natuurwetten loont. De bij werkt onafgebroken, dag en nacht. En ze houdt niet op totdat al het werk gedaan is. Ze houdt zelfs niet tijdelijk even rust. Bij de bijen zijn er geen renteniers en geen gepensioneerden.”

Uit: Bijenhouden voor iedereen, vertaling van het werk van Abt Emile Warré

Toen Emile Warré begon met het samenwerken met de honingbij waren er al meerdere kasttypes in gebruik. De Dadantkast, de Voirnotkast en de Layenskast waren de kasten die men aldaar prefereerde. Om erachter te komen wat nu precies de voor- en nadelen waren van elk type bijenkast besloot Warré om alle kasten te proberen om zo genoeg kennis te verzamelen om zelf te bepalen wat nu daadwerkelijk paste bij zijn idee van samenwerken met de honingbij.

Na een periode van vijftien jaar en in totaal 350 bijenkasten verder, was de conclusie eindelijk daar. Geen van de huidige kasten waren naar zijn mening afdoende om op de manier die hij voor ogen had samen te werken met de honingbij. Als dat wat jij wil niet bestaat, dan ga je het creëren. Met de verzamelde informatie van deze lange studie was de Abt in de mogelijkheid gesteld om een kast te ontwikkelen die alle voordelen van de toen aanwezige kasten kon benutten om daar vervolgens zijn eigen bevindingen aan toe te voegen. Het resultaat is de Warrékast die de Abt heel treffend “The peoples hive” heeft genoemd. De kast voor de normale mensen. Wat hij als normaal beschouwde kunnen we uit de hierboven gequote filosofe halen.  

Het was de insteek van de Abt om een kast te ontwerpen die zeer gemakkelijk door eenieder zelf te bouwen is. De gekozen materialen zijn allen direct verbonden aan de natuur. Het hout is in ruwe dikke planken gezaagd van al dan niet dode bomen. Houtverbindingen, spijkers of schroeven om het geheel in elkaar te zetten. Natuurlijk vezel-doek in combinatie met stro of houtsnippers die fungeren als isolatie. Geen plastic, piepschuim of andere niet natuurlijke danwel ingewikkelde constructies.

Om te zorgen dat de honingbijen in zo een comfortabel mogelijke omgeving zitten, die zo dicht mogelijk bij een natuurlijke setting staat, is gekozen voor een lange en ranke bouw. De precieze maten zijn terug te vinden in zijn boek. Omdat de Abt het natuurlijke proces van de bijen niet wilde onderbreken heeft hij gekozen voor een losse bak met latjes bovenin als startpunt voor de bijen om hun raat aan te bevestigen. Hierdoor kunnen de bijen zelf bepalen wat de passende vorm is die de raat hoort te krijgen. In de rechterfoto zien we het resultaat. Prachtig mooie organische vormen die wel wat weg lijkt te hebben van onze hersenen. 

Het totale plaatje kunnen we het beste vergelijken met een oneindige boom. Op het moment dat de bijen uit hun winterslaap ontwaken en de natuur in bloei komt, zullen de bijen hun bestaande raten verder uit willen breiden. Om dit te faciliteren wordt er naargelang de ijverheid van de bijen één of meerdere bakken onderaan de stapel (boom) toegevoegd. Omdat de bijen met de zwaartekracht mee willen werken, zullen deze vanzelf steeds lager in de kast uitkomen. De honing wordt net als in een natuurlijke setting helemaal bovenin de holte/kast opgeslagen.

Aan het einde van het jaar kan het zijn dat er genoeg honing is voor de bijen en voor diegene die met de bijen samenwerkt. Op dat moment worden er één of meerde bakken van de bovenkant afgehaald. In plaats van (alles) weg te nemen, zoals dat in de hedendaagse imkerij veelal gebeurd, is het eerder de gedachte van krijgen. Deze manier van samenwerken creëert niet alleen een hele mooie band tussen de mens en de diersoort, maar maakt het ook een onderdeel van onze lokale omgeving. Als bijvoorbeeld de (inheemse) bloemen en struiken verdwijnen, zal er uiteindelijk minder honing over zijn voor de mens. Hierdoor zul je als “partner” van de bijen gaan nadenken over jouw lokale omgeving en zorgen dat de natuur optimaal kan en blijft functioneren. Niet alleen voor de honingbij, maar voor alle flora, fauna en natuurlijk onszelf. 

Sinds 1951, het jaar dat Emile Warré overleed, is er veel veranderd. Niet alleen in onze natuur, maar ook in onze cultuur. De veranderingen in de laatste hebben voor veel veranderingen in de eerste gezorgd. De manier van denken en daaruit voortvloeiende gedrag dat wij van jongs af aan hebben geleerd, heeft een enorme impact gemaakt op onze gezamenlijke omgeving. Daarbij zijn wij als ras steeds minder capabel geworden om voor onszelf te zorgen en onszelf gezond te houden. Daarnaast lijkt het gedrag dat voortvloeit uit de mentaliteit van de hedendaagse mens niet meer in lijn met wat echt goed is voor ons en onze omgeving. Je ziet dat er bij het ras der mensen een hoop ziektes de kop opsteken en dat zie je ook steeds meer bij de vrienden van de mens. De huisdieren zoals paarden, honden, katten en ook de bijen krijgen steeds meer te kampen met ziektes die in de tijd van Emile Warré niet of nauwelijks aanwezig waren. Er bestaan geen wilde honden danwel wolven met kanker. Hun gedomesticeerde soortgenoot heeft daar helaas steeds vaker last van.

Hoe kan het zo zijn dat wij als mensheid en onze (huis)dieren soortgelijke ziektes en problemen krijgen? Waarom is dit niet of nauwelijks gaande bij de wilde populaties? 

De mogelijke oplossingen zijn simpel, maar misschien wel te simpel om ze op waarde te kunnen schatten. Dat wil niet zeggen dat het niet de moeite waard is te zoeken naar een manier om weer op een pad uit te komen dat daadwerkelijk ergens heen leid. Niet naar het beloofde land van techniek, “smart”koelkasten en “smart”broodroosters, maar naar een wereld die er altijd al geweest is. Dat is de wereld van mensen met een gezond boerenverstand. Die niet bang zijn om anders te zijn, of iets te ondernemen wat goed voelt, in plaats van hoe er over je gedacht wordt. Het is niet zwak, dom of schapenwollensokken (geiten hebben namelijk geen wol) om eens goed na te denken voor je iets gaat ondernemen. Waarbij je nadenkt over de eventuele neveneffecten en/of gevolgen van wat je wilt ondernemen.

Het is niet gek, als je wilt beginnen met honingbijen samen te werken, om jouw lokale omgeving te inventariseren om te zien wat er al leeft en of er ook voldoende planten, bomen en struiken zijn voor de bijen om hun nectar uit te halen. Het is niet raar of gek dat je geen honing wilt oogsten omdat er simpelweg net genoeg is voor de bijen zelf. Het is niet raar dat je het jaar erop ervoor gaat zorgen dat er meer eten voor de bijen beschikbaar is, zodat er misschien wat overblijft voor jou en jouw naasten. In mijn optiek siert het juist de mens. Dit is ook de manier waarop wij meer in harmonie met elkaar en onze omgeving kunnen gaan leven. Een omgeving van schoonheid, gezondheid, eerlijkheid op alle fronten en in lijn met de wetten van de natuur zoals de Abt Emile Warré dat graag had gezien. 

We zijn hiermee aan het einde gekomen van het tweede deel over de honingbij. We hebben in het eerste deel een algemeen begrip verkregen over de stand van zaken van het bijeenhouden van toen tot en met nu. In dit deel hebben we die kennis proberen te verwerken en te verduidelijken om in de laatste twee delen al deze informatie te gaan gebruiken om daadwerkelijk iets te gaan doen. Het lijkt een hoop werk, voor iets ogenschijnlijks simpels als samenwerken met de honingbij. Ik denk dat er heel veel kracht in schuilt om juist eerst de tijd te nemen om de nodige informatie te verzamelen om zo een weloverwogen danwel bewuste keuze te maken.