De Honingbij

Deel 1: Het onderzoek

Wij wilden in 2019 de diversiteit op het stuk natuur waarmee wij samenwerken gaan vergroten en daarbij was ons oog gevallen op de honingbij. Voor we ergens aan beginnen, nemen we de tijd om onszelf in te lezen en goed te informeren voor we daadwerkelijk besluiten om te gaan starten. Zo dus ook met het onderwerp de honingbij. We hebben in Nederland een lange geschiedenis van samenwerken met de honingbij, voor ons dus aantrekkelijk om daar eens wat dieper in te duiken.

We gaan eerst een stuk terug in de tijd om van daaruit stapsgewijs richting het heden te gaan en te zien wat er in de tussentijd gebeurd is met onze samenwerking met de honingbij. 

Van holte naar korf/kast

Van nature zoeken wilde honingbijen in de wat koudere landen zoals Nederland openingen in bomen om daar een heel netwerk aan raten in te bouwen. In de landen waar het klimaat warmer is, kunnen de wilde honingbijen zelfs aan takken hun raten bouwen. Deze raten fungeren niet alleen om nectar in op te slaan en later in te dampen tot honing, maar zijn tegelijkertijd een opslagmedium voor stuifmeel en het is de plek waar elk bijtje zijn of haar oorspong kent.

Op het moment dat de holte van de boom te klein wordt door het bouwen van raat, besluit de huidige koningin dat het tijd is om te vertrekken. Er worden koninginnen geboortekamers gemaakt waar de larfjes met een speciaal dieet (koninginnen gelei) worden gevoed om uiteindelijk uit te groeien tot de nieuwe koninginnen. Vlak voordat de nieuwe koninginnen klaar zijn om uit hun geboortekamer te kruipen vertrekt de oude koningin met de helft van alle bijen om op zoek te gaan naar een nieuwe plek om daar weer opnieuw te beginnen. De overgebleven helft van de bijen kunnen samen met de nieuwe koningin verder gaan in de holte waar ze al zitten, maar dan met meer ruimte om weer uit te kunnen breiden.

Dit proces zal zich in een gezonde natuurlijke setting oneindig vaak kunnen herhalen. Op deze manier is er nooit een tekort aan honingbijen die specifieke bloemen, planten en bomen bezoeken om te helpen met de bestuiving in ruil voor stuifmeel en nectar. Een prachtig mooi en ontzettend fascinerend voorbeeld van de manier waarop de natuur ontworpen is. Zonder bomen geen plekken voor de specht of andere vogels om gaten te maken voor hun nesten. Zonder deze gaten geen plekken voor de honingbijen om hun raten te kunnen bouwen die de bomen zal bezoeken die niet door de wind bestoven kunnen worden. Een uiterst complexe maar oh zo mooie harmonieuze relatie tussen alle losse componenten die tezamen de natuur vormen. 

Deze natuurlijke situatie heeft men in den beginne proberen na te bootsen door stammen uit te hollen of holtes te maken van (rogge)stro die we kennen als de bijenkorven. Dit was in de tijd dat er in Nederland nog wilde honingbijen waren en kon men erop wachten dat er vanzelf een zwerm aan kwam vliegen om zo de surrogaat woning te gaan betrekken. Dit maakte het een stuk makkelijker om honing te verkrijgen zonder dat je in de bossen op zoek hoefde te gaan. Net als in een compleet natuurlijke setting is er met deze vorm, van met de honingbij samenwerken, uiteindelijk te weinig ruimte beschikbaar in de stam of korf en dan gaan de bijen vanzelf weer zwermen, op zoek naar een nieuwe plek. Om bij de honing te kunnen aan het einde van het jaar, had diegene in het bezit van de stammen of korven twee opties: 

  1. Het daadwerkelijk slachten van de bijen. Dit gebeurt middels het proces wat men “afzwavelen” noemt. Het verbranden van een stuk zwavel waardoor alle bijen in de korf overlijden. Vervolgens kon men bij de honing om deze te verwerken of direct te nuttigen. 
  2. Het verplaatsen van de bijen. Dit noemt men “aftrommelen” of “afjagen”. Hierbij worden de bijen verplaatst van de ene korf naar de andere door beiden openingen op elkaar te zetten en vervolgens de bijen middels het trommelen op de buitenzijde van de korf naar de onderste korf te dirigeren. De bijen kunnen in de nieuwe korf opnieuw beginnen met het bouwen van raat en de oude korf met honing kan worden geoogst. 

Het nadeel van bijenkorven was dat het verwijderen van de honing gepaard ging met schade aan het broed en aan de bijen. Vaak werden de korven beschadigd met het oogsten en moesten de bijenkorven regelmatig gerepareerd of vervangen worden.

Op zich heeft deze vorm van met de bijen samen te werken nog wel wat positieve aspecten. Door bossen struinen op zoek naar een boom waar de bijen hun raat in hadden gebouwd, om deze vervolgens te vellen en het bijenvolk te vernietigen om zo bij de honing te kunnen, is misschien ook niet helemaal optimaal geweest. Het idee om met de bijen samen te gaan werken op deze manier is in mijn ogen niet persé iets slechts. Wat we soms echter vergeten is dat als we iets verkrijgen, we ook iets zullen verliezen. Je kunt deze eerste stap misschien al betwisten en opmerken dat het niet aan ons is om in te breken in een natuurlijk proces. Waarom willen wij als mensheid ons ergens mee gaan bemoeien waar we niet echt het idee van hebben waar dit toe kan leiden op korte en lange termijn? Wat we eventueel kunnen opmerken als tegenhanger voor hetgeen we verkregen hebben met de keuze om met de honingbij samen te gaan werken is het verminderen van interesse en het belang voor de natuurlijke componenten die er nog steeds bestonden. We hebben minder redenen om door de bossen te gaan lopen en op zoek te gaan naar bijen. De kennis en kunde die er voor nodig is om wilde dieren op te sporen zal mettertijd steeds minder nodig zijn. Als we de bijen bij huis houden dan zal er misschien ook minder aandacht zijn voor de bestaande wilde populatie en hun staat van zijn. 

  • Zijn er nog wel genoeg bomen voor de spechten om gaten in te maken?
  • Zijn er nog wel genoeg spechten om de gaten te kunnen maken?
  • Zijn er nog wel genoeg WILDE planten en bomen die als natuurlijke voedselbron voor de honingbij dienen? 
  • Wat is de impact van het geven van een voorkeursbehandeling aan één soort tegenover al die andere die dat niet krijgen?

In hoeverre kunnen we spreken van het feit dat we er ons echt in verdiept hebben wat de eventuele secundaire, innerlijke en uiterlijke gevolgen kunnen zijn geweest van de keuze om bijen te gaan houden in deze setting? We hebben aan de ene kant een natuurlijk systeem dat moeiteloos voor een gezonde populatie van wilde honingbijen zorgt. De populatie wilde honingbijen staat precies in verhouding tot de populatie van andere solitaire bijen, hommels en vlinders. Er kunnen nooit meer honingbijen zijn dan gaten, gemaakt door spechten, andere vogels of natuurlijke processen. Kortom het inruilen van een perfect getuned natuurlijk systeem voor een semi-natuurlijk systeem van stammen en korven. 

Wij vinden het in ieder geval belangrijk om dit soort gedachten eens de revue te laten passeren en onszelf gedurende het proces de vragen te blijven stellen over hetgeen we verkrijgen en wat de aspecten zijn waar we afbreuk aan doen. 

De Bijenkast

De volgende fase in de ontwikkelingen van wat we vandaag de dag de imkerij noemen, is de bijenkast. Wederom waren de spullen voorhanden bepalend in de ontwikkelingen op het vlak van bijen houden. Met de komst van goedkoop, voor eenieder beschikbaar, timmer- en bouwhout kon men de korven langzaamaan inruilen voor wat we nu kennen als de bijenkasten. Er waren geen ambachtsmannen en vrouwen meer nodig voor het vlechten van de korven. De houten kasten waren duurzamer en robuuster maar het belangrijkste verschil zat hem in het denkproces van de imkers en daarmee de imkerij.

In de tijd van de korven en de stammen konden de honingbijen nog enigszins hun natuurlijke gedrag vertonen binnenin de surrogaat woning. De manier van bouwen in de korf of stam gebeurde zoals de bijen dat zelf fijn vonden. De opvolging van koningin naar koningin gebeurde op een natuurlijk manier omdat de honingbijen zelf bepaalden wanneer de koningin vervangen diende te worden. Het zwermen, het natuurlijke proces van vermeerdering kon plaatsvinden. Met de komst van de kasten kwamen ook de ramen. De ramen, frames van latjes, hadden het doel om de honingbijen richting te geven voor het bouwen van de raat om uiteindelijk zoveel mogelijk vierkante decimeters binnenin de kast te benutten. 

Waar de honingbijen in een natuurlijke setting in een boom of aan een tak nog prachtig golvende raten bouwden en zij dat in een korf of surrogaat stam ook nog enigszins deden, werd dit nagenoeg onmogelijk met de kast en de ramen die daarmee gepaard gingen. Wat we hier eigenlijk kunnen onderkennen zijn de eerste stapjes in het proces van het industrialiseren van een natuurlijk principe. Wat kan anders de reden zijn voor het willen maximaliseren van de hoeveelheid aan raat en uiteindelijk de hoeveelheid honing in een bijenkast? Was er een tekort aan honing waardoor deze keuze gerechtvaardigd kon worden? Was het misschien wel het feit dat er meer geld verdiend kon gaan worden met de verkoop van de honing? 

De verandering van golvende natuurlijk gebouwde raat naar raten gebouwd in een frame van latjes maakt het verkrijgen van honing makkelijker. Industriële processen kunnen niet goed omgaan met verschillende maatvoeringen of niet-homogeniteit. Nu kon er een industrieel middel worden verzonnen om de honing te onttrekken. De honingslinger maakt het mogelijk om als enkele imker 30 of zelfs meer bijenvolken te kunnen houden. Voorheen was het gewoonweg teveel werk om de honing op dusdanig grote hoeveelheid te verkrijgen. De aantal volken bleef hierdoor beperkt tot de hoeveelheid die men wilden houden voor eigen gebruik. 

Wat hebben we verkregen? 

  • De maximalisering van de beschikbare oppervlakte in een “bijen”kast. 
  • Het houden van exponentieel meer bijenvolken per imker. 
  • Het efficiënter oogsten van de honing. 

Wat hebben we verloren?

  • Het natuurlijke gedrag van de honingbij waarbij het bijenvolk de raat kon bouwen zoals het beste werkt volgens de standaarden van het bijenvolk. 
  • Het ambacht van het vlechten van de korven.
  • Het verder uitbreiden van de favoriet van de mens, de honingbij en daarmee het (eventueel) terugdringen van de andere wilde soorten. 
  • Het verder uitbouwen van kennis van één soort en daarmee het geheel der natuur verder uit het oog verliezen. 

Dit is slechts het begin van de enorme uitbouw van mogelijkheden die de kast met ramen de imker bood. De ramen gaven niet alleen een economisch voordeel qua ruimte voor de honing, maar er kon een verregaand begrip worden verkregen van alle processen binnenin het honingbijen volk. De imker was nu in de gelegenheid om raam voor raam de werkzaamheden van de bijen in de gaten te houden. Waar het in de korven en boomstammen een gesloten systeem was waar de honingbijen zelf hun microklimaat in stand houden, was er nu een situatie ontstaan waarin er meerdere malen per jaar, op vaste danwel gekozen momenten, door de imker een kijkje in het bijenvolk kon worden genomen. Het openmaken van de bijenkast om vervolgens per losse bak de raten eruit te tillen, kan de imker een aantal bijzondere dingen vertellen waaronder het moment dat de bijen er zelf voor gekozen hebben om te gaan zwermen.

Er zijn dan hele duidelijke koninginnen geboortekamers zichtbaar op de bestaande raat (koninginnen cellen/doppen). Als de imker besluit deze weg te snijden, kan er voorkomen worden dat de bijen zullen gaan zwermen. Het voorkomen van zwermen zorgt ervoor dat  de bijen op volle productie blijven draaien. We hebben immers eerder al vast kunnen stellen dat met het natuurlijke proces van zwermen de huidige koningin zal vertrekken met de helft van alle bijen. Dat betekent dat er minder bijen zijn die nectar kunnen halen en dat resulteert uiteindelijk in minder honing. Daarbij kan het zijn dat de eventuele zwerm niet landt op een plek waar je 1: de zwerm überhaupt kunt vinden of 2: erbij kunt. Het voorkomen van zwermen is voor de imkers dus een tweezijdig voordeel gebleken. Je houdt meer bijenvolken binnen jouw imkerij en je hebt daarmee dus meer bijen die actief naar nectar en daarmee honing gaan zoeken

Er bleek nog een stap mogelijk te zijn om het proces van honing verkrijgen nog efficiënter te laten verlopen. De bijen maken de raat waar uiteindelijk de nectar in wordt verzameld, van bijenwas dat zij uitscheiden uit de waskliertjes in hun achterlijf. Elke microgram bijenwas in een natuurlijke bijenraat komt dus geheel uit de bijen zelf. Om dit proces te versnellen is het idee verrezen om alvast een deel van de raat klaar te hebben voor de bijen. Dit scheelt de honingbij een hoop werk en de imker heeft uiteindelijk misschien wel meer honing te oogsten. Deze geïntroduceerde raat van bijenwas noemt men “kunstraat”. Het had misschien nog wel beter “Smartraat” kunnen heten. Dat is meer in lijn met het hedendaagse gedachtengoed. 

Kunstraat is een plaatje omgesmolten bijenwas van veelal een externe bron die in het raampje van de kast wordt gehangen. Daarvoor worden er eerst een drietal ijzerdraadjes in het raamwerk gemonteerd. Je legt het plaatje kunstraat op de draadjes en middels een 12v spanningsbron zet je de ijzerdraadjes op stroom totdat ze warm worden. Het plaatje kunstraat zakt in het ijzerdraad en eenmaal afgekoeld zit deze precies in het midden van het raampje. Dit herhaal je totdat alle raampjes zijn voorzien van de kunstraat om ze vervolgens te introduceren bij de bijen.

Wat hebben we verkregen?

  • Het kunnen inspecteren van alle delen van het bijenvolk wanneer het de imker uitkomt.
  • Het kunnen voorkomen van het natuurlijke zwermgedrag.
  • Door het aanbrengen van goedkoop kunstraat, is er minder bijenwas nodig van het volk zelf. 
  • Het omhoog brengen van de jaarlijkse honingopbrengst. 

Wat hebben we verloren?

  • Het bijenvolk wordt gehinderd om haar eigen microklimaat te beheren.
  • Het natuurlijke gedrag en de manier van verjonging van het bijenvolk, namelijk het zwermen, wordt ontmoedigd door de geboortekamers van de jonge koninginnen weg te halen. 
  • De inbreng van kunstraat zorgt dat niet de totale hoeveelheid was in het bijenvolk door hun zelf vervaardigd is. Hiermee bestaat er kans op besmetting danwel invoer van stofjes die niet in een bijenvolk thuishoren. 

De Koningin

Om de bijenvolken op een genetisch vlak efficiënter te beheren, werden er technieken bedacht om honingbijen te kruisen en selecteren op bepaalde karaktereigenschappen. Er werden honingbijen van elders op de wereld geïmporteerd om deze vervolgens te kruisen met onze inheemse zwarte bij. Een bekende hybride soort die hieruit voort is gekomen is de Buckfast. We kunnen het een beetje vergelijken met hetgeen men ooit heeft toegepast op het plantenrijk. Ook hier zijn uiteindelijk fruit-, groenten- en bloemsoorten geselecteerd om zo zoeter, groter en mooier te worden. 

Om nog meer controle te verkrijgen over de wijze van voortplanting in het bijenvolk was er nog één obstakel te overwinnen. Op den duur is de koningin oud en wordt haar eierproductie steeds minder. In een natuurlijke setting zullen de werksters dat opmerken en overgaan op een stille moerswisseling (zoals dat heet in de imkerij). Dat wil zeggen dat de werkster bijen zelf een aantal larfjes selecteren en hun bestaande geboortekamer uitbreiden. Daarbovenop krijgen ze de speciale koninginnengelei waardoor de geselecteerde larfjes uitgroeien tot nieuwe koninginnen.

Raam met plastic dopjes waarin koninginnen larven zitten. Eromheen zitten werksters die de koningin in spé verzorgen.

Dus om te voorkomen dat de koningin achteruitgaat in productie, wordt na een x aantal seizoenen de koningin vervangen door import koninginnen. Deze import koninginnen worden door andere imkers gekweekt om ze op den duur in een doosje per post te versturen om zo bij een imker te belanden die voornemens was een nieuwe koningin te introduceren.  

Honingindustrie

Over het volgende punt hebben wij ons het allermeest verbaasd in de wens om meer honing te produceren. In de natuur gebruiken de bijen de honing (ingedampte nectar) om zich te voeden in de winterperiode. Gedurende de gehele winterperiode zullen de bijen hun holte niet verlaten en elke dag een beetje honing eten uit hun wintervoorraad. Om die gehele wintervoorraad te kunnen oogsten wordt door aardig wat imkers vandaag de dag, de honingvoorraad vervangen door (kristal)suiker opgelost in water. Deze stroopachtige substantie van bijvoorbeeld Trim-O-Bee wordt bovenin de bijenkast gegoten in een daarvoor speciaal ontworpen voederbak. 

Dit heeft niets meer te maken met de natuur en de bijen hebben hierin helemaal geen keuze meer. Of hebben ze die toch wel? Sinds een jaar of tien is er een ware epidemie gaande onder de kunstmatig gehouden, gehybridiseerde bijenvolken. De Moeder Natuur oplossing voor het door de mens gecreëerde probleem is de varroamijt. Deze parasiet heeft zich weten te ontwikkelen in de bijvolken omdat zij zichzelf kennelijk niet meer gezond kunnen houden. Op de wikipedia pagina van de varroamijt lezen we het volgende: 

“De belangrijkste manier van verspreiding gebeurt door de imker zelf: door verwisseling van besmette raten, af laten vliegen, handel en import van bijenvolken en koninginnen”. 

Wikipedia

Wat is de reactie vanuit de Imkerij? Het behandelen van de bijen en de kasten met chemicaliën. Sommige van dit soort middelen worden het gehele jaar door en zelfs preventief gebruikt om de natuurlijke oplossing (varroamijt) voor een door de imkerij zelf gecreëerd probleem te bestrijden. Er wordt zelfs in de imker cursussen uitgelegd hoe en wanneer deze middeltjes te gebruiken. Uiteraard zullen de stofjes in deze chemicaliën niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, maar dat weten we eigenlijk helemaal niet. Er zijn geen lange termijn effecten bekend omdat het een redelijk recent probleem is. Hetzelfde gold voor DDT, Glyfosaat en ga het rijtje maar af. Ik zeg niet dat dit type chemicaliën in dat rijtje thuishoort, maar we hebben inmiddels aardig wat van dit soort rijtjes weten op te bouwen die ons misschien wel aan het denken horen te zetten. 

Voor we verdergaan tot de opmaak van de balans wil ik nog even vermelden dat hetgeen we hierboven hebben besproken een heel beknopte weergave is van de werkelijkheid. Ik heb bij lange na niet alle aspecten aangehaald en verduidelijkt. Het is hopelijk afdoende om een goede eerste indruk te verkrijgen om de lezer te inspireren om zelf verder op onderzoek te gaan. Zo kunnen we daadwerkelijk, met een breed perspectief en een groter/hoger bewustzijn samen gaan werken met de honingbijen. 

Wat hebben we als mensheid verkregen?

  • We kunnen alle dagelijkse activiteiten van de bijen bekijken door de kasten open te maken en de ramen te lichten.
  • We weten inmiddels veel wat er in en om een bijenvolk gebeurd. 
  • We kunnen een deel van het werk overnemen middels het invoeren van bijenwas/kunstraat.
  • We hebben hybride honingbij soorten gecreëerd die precies doen wat wij van ze willen.
  • We kunnen de voortplanting van de honingbij compleet sturen en beïnvloeden. 
  • We hebben het natuurlijke zwermgedrag nagenoeg weten uit te bannen. 
  • We kunnen alle honing oogsten en vervangen voor een goedkoop alternatief. 
  • We kunnen op industrieniveau honing oogsten door de techniek die is ontwikkeld. 
  • We hebben de mogelijkheid gecreëerd om desnoods met chemicaliën in te grijpen bij een eventueel probleem. 

Wat zijn we als mensheid verloren?

  • Nagenoeg al het gedrag wat een bijenvolk een bijenvolk maakt.
  • Het verminderen danwel verdwijnen van andere solitaire bijen en bestuivers door concurrentie van de industrialisering van de door de mens gehouden gehybridiseerde honingbij. 
  • Het natuurlijke aspect waardoor de bijen zichzelf gezond kunnen houden. 
  • Natuurproducten en een omgeving waarvan we niet 100% zeker zijn dat er restanten van chemicaliën in zitten en wat de lange termijn effecten daarvan zijn.  
  • Op een aantal volkjes na hebben we geen wilde honingbijen meer in Nederland.
  • Het verdwijnen van de kennis over het ecosysteem als geheel.

Vandaag de dag is er een enorme honingindustrie gaande die zich heeft ontwikkeld uit de ooit eens onschuldige gedachte om wilde honingbijen te lokken in een stam of korf. Er worden elk jaar duizenden kasten door het gehele land gereden om de boomgaarden en andere gewassen te bestuiven. In Amerika rijden er zelfs karavanen van vrachtwagens die met honderden bijenkasten van boomgaard naar boomgaard trekken en jaarlijks voor een omzet van 29 miljard dollar zorgen. 

De bijen maken het beeld een beetje wazig.

Waarom heeft het zover kunnen komen? Om dieren, die wegens hun natuurlijke gedrag de potentie hebben om mee samen te werken, dusdanig uit te buiten en eigenlijk misbruik te maken van wat in mijn ogen een ontzettend belangrijke rol speelt in ons leven op aarde, namelijk een mutualistische samenwerking. Een samenwerking waar alle partijen evenredig voordeel uit halen.

Niet alleen de imkerij heeft zich bewust of onbewust laten verleiden om deze denkwijze te implementeren. Ook de (pluim)vee industrie, de kweek van zalmen en tilapia’s en ga zo maar door. Het is eigenlijk dezelfde gedachte maar in een ander jasje. Waarom halen wij onschuldige dieren uit hun directe habitat en passen we deze dieren dusdanig aan zodat zij kunnen overleven in een systeem dat wij voor deze dieren creëren?

In alle diergerelateerde industrieën komen dezelfde problemen voor. De zalmen in de grote kwekerijen worden ziek en krijgen antibiotica in hun voer. De kippen in de legbatterijen idem dito en daarbij worden hun snavels preventief afgeknipt zodat zij hun soortgenoten niet (dood) pikken. Melkkoeien zijn door de eeuwen heen zo aangepast dat zij in stallen kunnen leven en melk blijven geven van het voer, of beter gezegd de afvalstroom van de industrie, dat zij in de stallen te eten krijgen. De manier waarop men tegenwoordig met de bijen omgaat is dus helemaal geen rare manier, het is zelfs als normaal te beschouwen als we naar het dieren houden in zijn/haar algemeenheid kijken. 

Ik denk dat het niet eerlijk is om te zeggen dat alle imkers, boeren of andere houders van dieren vandaag de dag daar direct schuldig aan zijn. Net als bij de andere industrieën heeft de verandering geleidelijk plaatsgevonden en is er met elke generatie van de mens iets veranderd in de omgang met de dieren. Ook zijn er veel imkers die helemaal geen economische belangen hebben, maar dat wil niet zeggen dat je dan alsnog niet bijdraagt aan hetgeen we inmiddels hebben kunnen vaststellen. We weten allemaal dat hobby’s uit de hand kunnen lopen. Dat we doorslaan in hetgeen we leuk vinden om te doen.

Ik denk ook dat er over het algemeen helemaal geen slechte mensen zijn, in die zin dat zij eropuit zijn om misbruik te maken van de manier waarop de natuur werkt. We lijken allemaal meegezogen te worden in wat we samenlevingsbreed kunnen opmerken. Alles moet sneller, goedkoper en het liefst met zoveel mogelijk technologie erin verwerkt. Deze mind-set krijgen wij immers mee vanuit de opvoeding en via scholen en cursussen. Dat is onze samenleving geworden en ik heb het idee dat het helemaal geen bewuste keuzes zijn geweest.

Ik kan me niet voorstellen dat er nu jongetjes en meisjes geboren worden die vanuit hun onschuld zullen bedenken dat je een wilde honingbij probeert te lokken in een kast die lijkt op een holte waar zij in de natuur hun raat in willen bouwen. Om vervolgens deze behuizing langzaam aan te passen om zo steeds meer in de holte zelf te kunnen kijken. En dan met de opgedane kennis het natuurlijke gedrag van deze eens wilde honingbij dusdanig aan te passen dat zij helemaal niets meer weg hebben van een wilde honingbij. Om uiteindelijk te bedenken al hun honing af te pakken en te vervangen met een siroop of stroopachtige substantie. Het kan er bij mij gewoon niet in dat dit het logische proces is waar wij als mensheid nu in lijken te verkeren op aarde.

Edoch is dit precies het patroon dat je ziet afspelen op alle mogelijke vlakken en vakgebieden die aan de natuur gerelateerd zijn. Ik denk dat we op horen te passen op de reactie die we vandaag de dag zien in de maatschappij naar aanleiding van het ontdekken van dit soort bijzondere verstandhoudingen tussen mens-mens en mens-dier. Als voorbeeld de reactie op de erbarmelijke staat waarop kippen gehouden worden binnen onze landsgrenzen. De reactie is vaak “We moeten stoppen met het eten van kippen en er mogen helemaal geen kippen meer worden gehouden”. Dit zijn reacties vanuit de emotie. Dat wil niet zeggen dat de emoties niet terecht of niet gegrond zijn, maar het is onverstandig om daar gelijk het beleid op aan te passen.

We hebben, zoals eerder uitgelegd, te maken met een proces van honderden jaren van langzame verandering tot wat het vandaag de dag is geworden. Om op de eerste plaats de mensen de schuld te geven die er op dit moment voor verantwoordelijk zijn, is niet terecht. Om vervolgens te kiezen voor het totaal uitbannen van hetgeen waar het om gaat, of het nu het houden van kippen is, of het houden van bijen, is ook niet eerlijk. We kunnen beter blij zijn dat we het kunnen onderkennen en vervolgens naar een passende oplossing te zoeken waarbij een eventuele transitie voor alle partijen soepel kan verlopen. 

Er is dus hoop. Er is een bewustzijnsverandering gaande. Ik weet niet of dat komt door de “wake-up call” die de varroamijt de imkers gegeven heeft, of dat het gewoon tijd is dat wij ons eens achter de oren krabben en onze gedachten en handelingen onder de loep nemen. Het maakt ook niet zoveel uit, maar wel ontzettend fijn dat wij daar deelgenoot van mogen zijn. Er is namelijk hoop voor de wilde honingbijen populatie in Nederland. De imkers van het honingmagazijn zijn alweer een aantal jaren bezig met het terugbrengen van de zwarte wilde honingbij. Op Terschelling en op de Veluwe zijn alweer populaties zwarte honingbijen te vinden. Hoe dat proces precies verlopen is, kunnen ze bij het honingmagazijn vast vertellen. Hun enthousiasme kennende, zullen ze dat zeer zeker doen. 

Ook zijn er steeds meer medemensen die stapjes zetten om de manier van denken en handelen in de omgang met de honingbij terug te brengen naar een manier van evenredige samenwerking. Dit zien we terug in de manier waarop er wordt gekeken naar het gehele ecosysteem. Hoeveel soorten wilde bestuivers zijn er te vinden? Kan de komst van een honingbij daaraan bijdragen of bestaat er de kans dat er andere soorten verdrongen worden? Dit zijn hele belangrijke vragen. We zien vandaag de dag steeds meer medemensen die eerst de belangen van hun directe omgeving voorop stellen en tijd en moeite nemen om de nodige informatie te verzamelen. Pas als er genoeg informatie is, kan er een weloverwogen beslissing genomen worden. 

Alternatieve holtes

Op plekken waar geen directe neveneffecten te onderkennen zijn, worden holtes ingezet die met een andere insteek bedacht en beheert worden. De meest interessante voorbeelden hiervan zijn: De Log Hive en de Warrékast. 

Log Hive

De Log Hive wordt voornamelijk in Engeland toegepast en zoals de naam al doet onthullen; het is een boomstam. Eigenlijk wordt er weer teruggegrepen naar de eerste vormen van samenwerken met de honingbij zoals dat honderden jaren geleden gebeurde. Het uithollen van een boomstam waarbij de bijen de gelegenheid krijgen hun natuurlijke gedrag te volgen. De nadruk ligt niet op het oogsten van honing, maar meer op het instandhouden danwel terugbrengen van de wilde honingbij. 

Warré kast

De Warrékast is een kastsysteem dat veel lijkt op de reguliere bijenkast. Er zijn echter belangrijke verschillen. Er zitten geen ramen in, enkel een aantal toplatten waar de bijen een startpunt aangeboden krijgen om van daaruit zelf te bepalen hoe de vorm van de raat wordt. Er kan dus niet ingebroken worden in hun natuurlijke microklimaat omdat de ramen niet gelicht kunnen worden.

De bijen willen van nature met de “zwaartekracht” mee bouwen en komen op den duur vanzelf uit op de bodem van de kast. Dan is er voor diegene die met de bijen samenwerkt de mogelijkheid om één of meerdere bakken onder bij te voegen waardoor de handeling als het ware de boomstam wat langer maakt. Aan het einde van het jaar zit alle honing bovenin de kast en kan bepaald worden of honing is om te oogsten of niet.

Je kunt in principe niet meer honing oogsten dan de bijen nodig hebben om de winter mee door te komen. Uiteraard zijn er manieren om principes aan de kant te zetten en kunnen voederbakken geplaatst worden als de imker toch alle honing wil oogsten. Echter het hoeft niet en ik denk dat mettertijd steeds meer imkers in de spiegel kijken en verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen keuzes. 

Kortom, het ligt vandaag de dag niet meer aan mogelijke oplossingen om niet meer bij te dragen aan het “probleem”. Het verschil zit hem nu enkel nog in het feit of de imkerij bekend raakt met de nieuwe manier van nadenken over samenwerking met de honingbij. Daarbij is de imkerij een systeem van mannen die hun hele leven geroepen hebben dat het nu eenmaal zo werkt en daar een groot deel van hun “status” uit halen.

“Science moves ahead one death at a time” is een uitspraak waar ik me erg ik kan vinden en in zijn algemeenheid van toepassing is op het systeem van de huidige imkerij. Het is kennelijk moeilijk voor ons om toe te geven dat hetgeen we nu aan het doen zijn, waar we onze ziel en zaligheid in hebben gestopt, niet de meest integere danwel moreel hoge manier is om te doen. Daarom is die uitspraak zo treffend, want normaliter kunnen we pas veranderingen doorvoeren nadat de huidige topper, in een bepaald veld of vak, is overleden. Wij mannen zijn daar kennelijk heel gevoelig voor. Het kan juist ons sieren als we toegeven dat onze denkwijze niet optimaal was en dat ons handelen misschien meer kapot dan goed heeft gemaakt.

Ik heb er zelf een aardige tijd aan gewerkt om los te komen van het niet willen toegeven dat wat ik deed niet heel handig was. Nu, een aantal jaar later is het juist heel bevredigend om toe te geven dat met mijn huidige manier van denken er zaken zijn onderkend die ik nu zal laten. Hierdoor krijgen de mensen om mij heen ook het idee dat zij toe mogen geven dat er iets is waar ze spijt van hebben of anders zouden willen doen. Het is niet zozeer dat je die keuzes bewust hebt gemaakt of dat kennis iets statisch is, dus kan niemand je er echt op afrekenen. Soms kun je zelfs meer voldoening halen uit wat je laat dan wat je doet. 

Wij hebben mede door dit korte onderzoek een fijne basis verkregen om -de voor ons- juiste keuze te kunnen maken in het samenwerken met de honingbij. 

  1. We kijken goed of de door ons geïntroduceerde honingbij een aanvulling c.q. versterking is van het lokale ecosysteem. 
  2. We blijven het lokale ecosysteem in de gaten houden op eventuele tekenen van verandering danwel de effecten van onze keuzes. 
  3. We letten op de inheemse flora die er van nature hoort te zijn en planten daarbij soorten aan die niet alleen onze honingbijen maar alle andere wilde soorten ondersteunen. 
  4. We laten de bijen doen wat zij al duizenden jaren volhouden en dat is raat bouwen op de manier die zij prettig vinden.
  5. We kijken niet in de kasten en komen maximaal drie keer per jaar aan hun holte. 
  6. Als de bijen willen zwermen, dan wensen we ze geluk op hun reis en hopen we dat zij eventueel zullen verwilderen. 
  7. We bemoeien ons niet met de koninginnen.
  8. We oogsten de honing alleen als er honing over is. De bijen krijgen geen extern voer. 
  9. We hebben geen chemicaliën hoeven gebruiken en verwachten dat ook nooit te hoeven doen. 

Problemen

Het kan zijn dat jij alle mogelijke informatie hebt verzameld, het lokale ecosysteem hebt bekeken en daardoor een goed overwogen beslissing hebt genomen maar toch last krijgt van problemen met de bijenvolken.

Er zijn aspecten van ons bestaan waar nog niet zo heel veel over gesproken wordt. Dat komt omdat het onderwerpen zijn die nooit het nieuws halen. Twee van deze aspecten zijn de moeite waard om te delen: Straling en Aluminium.

Straling  

De honingbij (of je het gelooft of niet, of wilt weten of niet) is net als wij afhankelijk van het natuurlijke elektromagnetische spectrum. Niet alleen voor het onderkennen van hun voedingsbron, onderlinge communicatie in het donkerte van hun holte, maar zeer zeker ook voor hun navigatie. Het invliegen van de honingbijen voor een kast is precies hetzelfde patroon als het kalibreren van een GPS device. Zoals je misschien weet, hoor je een GPS-apparaat in achtjes rond te draaien tot deze aangeeft dat de GPS gekalibreerd is. Hetzelfde doen de jonge honingbijen als ze voor het eerst buiten komen om zo uiteindelijk tot op de meter nauwkeurig (in onze termen een 12 cijferig coördinaat) hun holte weer terug te kunnen vinden. Daarbij verplaatsen honingbijen in de lucht en niet zoals wij over de grond. Op de grond heb je genoeg aan twee assen namelijk lengte(graad) en breedte(graad). In de lucht heb je nog een derde as nodig om precies te weten waar je bent en waar je heen wilt. Het navigatiesysteem van bijen is daarom ontzettend complex, complexer dan dat van andere wezens waarmee zij het luchtruim delen. Over het algemeen hoeven deze wezens niet meerdere malen per dag dag, over afstanden van een drietal kilometer, te navigeren om uiteindelijk terug te komen bij een opening in een boom van enkele centimeters. We kunnen hiermee veronderstellen dat de honingbijen extra afhankelijk zijn van het natuurlijke elektromagnetische spectrum. 

De honingbijen hebben twee antennes (heel verwarrend voelsprieten genoemd) die ondersteunen in de navigatie. Net zoals de antennes die wij gebruiken, dienen deze te corresponderen met de golflengte van het signaal dat je wilt ontvangen. Je kunt een signaal met een lange golflengte (bijvoorbeeld 10 Hertz, hersengolven) niet ontvangen met een hele kleine antenne. Andersom kun je een signaal met een korte golflente (3,2 Megahertz, WiFi) niet ontvangen met een hele grote antenne. Deze horen op elkaar te zijn “afgestemd”. De bijen en vele andere insecten hebben relatief kleine antennes die specifiek zijn afgestemd op een bepaald deel van het elektromagnetische spectrum.

In een natuurlijke setting is er weinig tot niets dat de bij kan of zal hinderen in het vinden van de juiste bloemen, het navigeren en de onderlinge communicatie. Tegenwoordig hebben wij veel niet-natuurlijke elektromagnetische straling geïntroduceerd in ons bestaan en daarmee in dat van de dieren in onze omgeving. Vroeger, in de tijd van de analoge radio waren deze niet-natuurlijke golflengtes best lang en dat was ook te zien aan de enorme antennes die op de daken en/of in tuinen stonden. Met de komst van de mobiele telefoon en eigenlijk nog veel meer met de komst van het mobile dataverkeer (3G) in 1998 ging deze golflengte drastisch naar beneden. Hoe korter de golflengte des te meer informatie je kunt verzenden en ontvangen. Deze korte golflengte komt aardig in de buurt van de golflengtes waar de insecten en de bijen op foerageren, communiceren en navigeren.

Voor diegene die nog nooit hebben meegemaakt hoe “storend” het kan zijn als iemand anders op jouw golflengte communiceert, kan ik je vertellen dat je elkaar amper nog kunt verstaan. Niet voor niets dat er radioprocedures zijn afgesproken. Vanaf 2020, met de mogelijke komst van het 5G netwerk, zullen nog kortere golflengtes worden gebruikt (van 2 tot 0,1 centimeter) en dat zal hoogstwaarschijnlijk een enorme impact kunnen hebben op de insectenpopulatie en daarmee de honingbij. 

https://phys.org/news/2009-08-mobile-towers-threat-honey-bees.html

Er zijn veel tegenstrijdigheden te vinden op het internet en in het publieke domein over de gezondheidsaspecten van de niet-natuurlijke straling. Ik wil dan ook een beroep doen op jouw gezonde boerenverstand en hiermee de vraag probeert te beantwoorden waarom het zo kan zijn dat er met de komst van steeds kleinere (meer data te verzenden) door de mens geïntroduceerde antennes, er steeds meer insecten (met kleine antennes) van het pad raken en zelfs uitsterven? Vergeet daarbij niet hoeveel (financieel) belang er is bij het al dan niet bekend worden van het feit dat het draadloze dataverkeer niet gezond zou zijn.  

Aluminium

Sinds een aantal jaar wordt de techniek ook in het publieke domein gebruikt. Maar deze techniek is voor het eerste echt getest in Vietnamoorlog om de logistieke lijnen van de Vietcong te dwarsbomen. Met speciaal daarvoor ontworpen vliegtuigen kon men zilverjodide bovenop de wolken sproeien en door middel van een chemische reactie die zo ontstaat, de wolken dwingen hun regen vroegtijdig af te geven. In de Vietnamoorlog zorgde dit voor enorme regenbuien waardoor het zware transport van de Vietcong niet meer kon plaatsvinden over de bestaande aanvoerroutes.

Inmiddels zijn we zestig jaar verder en is deze techniek nog vele malen verder doorontwikkeld. Het huidige “probleem” waar deze techniek onder andere voor wordt ingezet is wat men “Global Warming” noemt. Om te zorgen dat er minder zonnestraling het aardoppervlak bereikt, worden er tonnen aluminiumoxide en andere metalen losgelaten in onze atmosfeer (Stratosphere Airosol Injection). Dit soort vliegtuigen zien we ook in Nederland overkomen en deze laten hele lange witte strepen achter die niet oplossen, maar juist uitwaaieren. Dat is precies de bedoeling want daarmee ontstaat er een soort deken van heel fijne metaaldeeltjes die als het ware de straling van de zon reflecteren/tegenhouden. De techniek is vele malen complexer dan deze beknopte uitleg, maar dit was nodig om bij het punt aluminium uit te komen.

Mettertijd zullen de aluminiumdeeltjes naar beneden komen en kunnen wij, maar ook de bijen ze inademen. Het nadeel van deze aluminiumdeeltjes is dat zij zo ontzettend klein zijn (ontworpen) dat deze via de longen in het bloed terechtkomen. Normaal worden alle metalen door onze organen uitgefilterd, maar met deze hele kleine deeltjes lukt dat niet. De plek waar de aluminiumdeeltjes ophopen is in de hersenen. Op een bepaald punt zit er zoveel microscopisch aluminium in de hersenen dat het voor complicaties gaat zorgen. Een van de meeste voorkomende gevolgen van het ophopen van microscopische aluminiumdeeltjes in de hersenen is Alzheimers oftewel dementie.

Zoals we in het screenshot van Wikipedia kunnen lezen over de bijensterfte in de 21ste eeuw, zien we dat er in Amerika een bijensterfte is van 50-90%. Uiteraard werden alle gangbare onderzoeken in werking gezet. Zijn het virussen, zijn het bacteriën? Er kwam geen bevredigend antwoord vanuit die hoek. Je kunt best begrijpen dat niet alleen de imkers, maar ook de industrie (29 miljard dollar) zich toch wel en beetje zorgen begon te maken. Als het antwoord of de verlossing niet uit de verwachte hoek komt, dan hoor je te gaan zoeken op plekken waaruit je het niet verwacht. Het antwoord bleek de aluminium te zijn die wordt ingezet op de manier zoals hierboven wordt beschreven. Dit principe blijkt niet alleen voor bijen te gelden maar ook voor mensen.

Bijen kunnen dus, net als mensen, dementeren door een ophoping van microscopische deeltjes aluminium in hun hersenen. Wat gebeurt er als de honingbijen vergeten waar hun holte is? Juist, dan gaan ze dood. Daarom worden er ook geen dode honingbijen rondom de holtes/kasten gevonden. Op een bepaald moment is de dosis aan aluminium in de hersenen van de honingbij dusdanig hoog, dat er hersenbeschadigingen optreden en zij hun weg naar de holte niet meer terug kunnen vinden. 

Beide bovengenoemde aspecten zijn nogal omstreden maar er zijn gelukkig steeds meer medemensen die het niet langer kunnen ontkennen. Net als met de stikstof “problematiek” en alle andere hot-topics in onze samenleving, kom je nooit echt tot een consensus. Zelfs de grote onderzoeksinstellingen zijn niet meer betrouwbaar en nemen kennelijk steekpenningen aan vanuit een bepaalde hoek/sector. Het vervelende van dit alles is dat het de gehele wetenschap beschadigd. Als we zelfs de wetenschap niet meer kunnen vertrouwen omdat er rapporten worden geschreven door de beste wetenschappers in hun veld die niet waar blijken te zijn, naar wie moeten we dan toe?

Er ontstaat hierdoor een hoop verwarring en is het zaak dat we weer teruggrijpen naar ons eigen gezonde boerenverstand. Logisch, relationeel en helder nadenken. Wij komen hierdoor tot veel duidelijkere conclusies dan hetgeen we over het algemeen horen. Er wordt vanzelf weer één of ander beestje gevonden die we de schuld kunnen geven om vervolgens de giftanks op de rug te kunnen gooien en het “probleem” op te lossen door weer een ronde chemicaliën te spuiten. De problemen en daarmee de oplossingen, komen nu niet en nooit niet uit die hoek. Het is in onze ogen een soort speen of rammelaar in de mond of hand van een baby stoppen. Zo, nu zijn ze weer even rustig.

Wij hebben de spelletjes inmiddels door en wij hebben het heft weer in eigen hand genomen en daardoor kunnen we niet alleen onszelf en onze naasten een dienst bewijzen, maar ook de natuur waar we veel om geven en waar we afhankelijk van zijn.